Inge Raadschelders

Emancipatie door poëzie

Taal is overal: van het etiket op de pindakaaspot tot het bezoek aan de dokter. Voor de meeste mensen is het gebruik ervan vanzelfsprekend, voor sommigen is het een handicap. Voor anderen is taal de manier om aan een handicap te ontsnappen. 
Woorden gebruik je om uit te drukken wie je bent, wat je wilt en wat je meemaakt. Wie de taal voldoende beheerst, kan contact leggen, informatie uitwisselen, zijn invloed uitoefenen. Wie kan communiceren, kan zich handhaven in de wereld die hem omringt.
Wanneer je – bijvoorbeeld door een beperking – de woorden niet of niet snel genoeg kunt vinden, hoe spreek je je dan uit? Hoe laat je dan weten wat je nodig hebt, of wat je vindt van wat er in je leven gebeurt?

Taal bij gehandicapten
Een verstandelijke beperking gaat vaak gepaard met een stoornis in het taalcentrum in de hersenen. Daarnaast staan andersoortige stoornissen de processen in de weg die van belang zijn voor het gebruik van taal, zoals de ontwikkeling van de verstandelijke vaardigheden die nodig zijn om informatie te verwerken, de ontwikkeling van de spraak of van het korte-termijngeheugen. 
Jonge kinderen met een verstandelijke beperking reageren net als andere kinderen op de impulsen die ze van hun ouders krijgen - de eerste vorm van communicatie. Hun signalen zijn vaak echter moeilijk waarneem- of herkenbaar, waardoor de ouders de indruk krijgen dat het contact niet aanslaat. Omdat het initiatief niet beloond wordt – er is geen begrip of de boodschap wordt onjuist geïnterpreteerd – worden ze ontmoedigd in het ondernemen van nieuwe pogingen tot communiceren. 
Wanneer de taal eenmaal bewust geleerd moet worden, op school, wordt dat effect nog groter. Mensen met een verstandelijk beperking doen vaak de ene na de andere negatieve ervaring op. Al snel voelen zij zich buitengesloten, omdat zij geen of geen volledige aansluiting kunnen vinden bij de taalgemeenschap waarvan ze deel uitmaken. De uitzonderingspositie die hun handicap hen vaak al verschaft, wordt hierdoor verhevigd.
Desondanks leren de meeste verstandelijk gehandicapten wel praten. Ze blijven steken op een bepaald niveau, of ontwikkelen een eigen wijze om zich te uiten.

DE LIEFSTE

De liefste
Is wie lief is.

Veel doen
Voor de anderen.

Vriendelijk zijn
En iets vriendelijks
Terugkrijgen.

Ze kloppen
Zacht
Op mijn hoofd.

Ik klop terug.
Nog zachter.

Anja Nachtergaele

Taalvorming 
Taalvorming stimuleert haar deelnemers zichzelf kenbaar te maken en daar vertrouwen in te vinden. Drie kerngedachten dienen daarbij als uitgangspunt: ieder mens heeft het verlangen te communiceren, iedereen heeft het vermogen een taal te ontwikkelen en eenieder beschikt al over een aantal vaardigheden, die versterkt kunnen worden. De eigen ervaring vormt bij Taalvorming de leidraad. De deelnemers vertellen in hun eigen taal over de dingen die ze dagelijks beleven. Ze zoeken naar woorden, denken hardop, proberen de zinnen te vinden die het best passen bij hun verhaal. Door de taal te gebruiken, worden ze er beter in.

Niet iedere gehandicapte kan schrijven. Ook is niet iedereen, als gevolg van fysieke en/of mentale beperkingen, even taalvaardig. De deelnemers worden dan ook individueel geholpen bij het verwoorden en in schrift omzetten van hun belevenissen. Wie niet kan schrijven krijgt een ‘typemachine’, iemand die letterlijk opschrijft wat hij zegt. Ook bij het vormgeven van de tekst helpt de begeleider: hij stelt vragen aan de auteur, vertelt hem hoe de tekst op hem overkomt en draagt mogelijkheden aan om de tekst te versterken. De tekst blijft van de deelnemer. Hij neemt de beslissingen en wordt alleen begeleid bij het vormgeven en noteren van zijn eigen gedachten en taal.

Vormgegeven in (bijvoorbeeld) een gedicht krijgen de verhalen en ervaringen van de deelnemers meer waarde. Niet alleen zijn de deelnemers trots op wat ze maakten, ook gaan hun ideeën naar buiten: ze worden gelezen, er komt reactie. Er wordt gecommuniceerd.
Het gedicht is een compacte vorm waarin belangrijke aspecten en vaardigheden rondom de taal tot uiting komen. Beeldendheid, klank, en metrum zijn elementen die de gebruiker doen stilstaan bij de werking van taal. Poëtische teksten vragen om ‘focus’. Lange verhandelingen passen niet, de schrijver zoekt de kern, het belangrijkste of dat wat het meest zegt. Het vormgeven van de ervaring door middel van dergelijke poëtische waarden, maakt de deelnemer bewust van de werking van taal en stimuleert het taalgevoel.
De communicatieve producten die uit dit proces voortkomen dagen de deelnemers uit verder te gaan. Gehoord en gelezen worden versterkt de noodzaak tot communiceren. Het leren gaat zo vanzelf, op een laagdrempelige, passende en leuke manier.

De opbrengst 
Taal is een wezenlijk aspect van ieder integratieproces. Pas wanneer je in staat bent te communiceren volgens de gangbare norm, kan er op gelijkwaardig niveau interactie plaatsvinden. Voor mensen met een verstandelijke beperking vormt de taal vaak een probleem. De werkwijze Taalvorming biedt hen de mogelijkheid zich daarin, vanuit hun eigen kunnen en belevingswereld, te ontwikkelen. Niet alleen worden zij daar zelfverzekerder van, vooral ook zorgt een sterker taalvermogen voor een geëmancipeerder en daarmee steviger positie in de maatschappij.

Uit het onderzoek dat Stichting AGO in 2005 uitvoerde onder de instellingen die een workshop gedichten schrijven volgens de werkwijze Taalvorming hadden gevolgd, bleek dat: 
- zo goed als alle deelnemers trots zijn op hun teksten en daar zelfvertrouwen aan ontlenen, waarbij 28% van de deelnemers voor aanvang van de workshops had aangegeven er onzeker over te zijn of ze het wel zouden kunnen;
– 77% van de begeleiders een positief effect op de communicatieve vaardigheden van de deelnemers waarnamen.

De manier van werken waarmee inmiddels duizenden gedichten en teksten zijn geschreven door mensen met een verstandelijke handicap, streeft niet na dat iedereen op een gemiddeld niveau leert praten en schrijven. Taalvorming wil niets anders bereiken dan dat eenieder voldoende vertrouwen heeft in de eigen taal om zich te uiten en daarin plezier te beleven. Op een natuurlijke wijze, die uitgaat van haar deelnemers en hun kunnen, versterkt zij zo de autonomie die vereist is voor een gelijkwaardige deelname aan de maatschappij.

In zijn toespraak tijdens de presentatie van ‘Vissen zwemmen leren’ benadrukte oud-premier Kok de waarde van Taalvorming voor deze nog altijd kwetsbare doelgroep. Niet alleen bevestigen de resultaten van de in 2005 door de AGO gehouden enquête de effecten van de manier van werken, ook de gedichten die in de loop der jaren geproduceerd zijn, spreken boekdelen. Het is hoog tijd dat er meer aandacht besteed wordt aan de ontwikkeling van de taal van mensen met een verstandelijke beperking. Het handboek ‘Vissen zwemmen leren’ biedt hiervoor een handzaam en bruikbaar uitgangspunt.

ARNAUD HEEFT HEMEL EN AARDE GESCHAPEN

Arnaud heeft
Hemel en aarde geschapen.

Maandenlang,
Een jaar.

Arnaud
Houdt van alles en doet.

God
Heeft hem geholpen
En dat voor de rest
Van Arnauds leven.

De vissen heeft Arnaud
Door mekaar
Leren laten zwemmen.

Het mooiste wat
Arnaud heeft gemaakt,
Was om te tekenen.
En hij heeft het getekend!

Hij maakte eveneens
Iets uit de klei.
Het was zo zacht
Als gehakt.

Arnaud Rogard

© Inge Raadschelders, 2006

‘Vissen zwemmen leren, over taalvorming en persoonlijke ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke handicap’
samenstelling en redactie: Emke Spauwen en Cees van der Pluijm
Uitgeverij de Stiel / AGO, 2005. ISBN: 90 7041 536 4
Informatie over cursussen en begeleiding op het gebied van Taalvorming is te verkrijgen bij stichting AGO (www.hetgedicht.nl), uitgeverij de Stiel (www.de-stiel.demon.nl).

Op 30 november presenteerde oud-premier Wim Kok het eerste exemplaar van het boek ‘Vissen zwemmen leren, over taalvorming en persoonlijke ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke handicap’. Op toegankelijke wijze beschrijven diverse auteurs in ‘Vissen zwemmen leren’ de werkwijze Taalvorming en haar meest gebruikte werkvormen. Verschillende ervaringen van begeleiders onderschrijven de theorie. In kort bestek wordt bovendien besproken op welke wijze Taalvorming eenvoudig kan worden geïmplementeerd in het programma van scholen en instellingen. In de bijgevoegde cd-rom ‘Vuurpijl voor opa’ kan de gebruiker op interactieve wijze zelf de werkwijze Taalvorming ervaren.

De auteurs van het boek waren allen, als consulent Taalvorming, begeleider van verstandelijk beperkten, manager of organisator, betrokken bij het landelijke AGO-project ‘het Gedicht’. Sinds 1997 worden er binnen dit project op talloze instellingen en VSO-scholen in Nederland en België poëzieworkshops gegeven. Niet alleen leverden die workshops prachtige, authentieke gedichten op, waarvan een deel inmiddels in drie bundels is gepubliceerd, ook en vooral droegen ze bij aan de talige ontwikkeling van deze groep.

Binnen project ‘het Gedicht’ vond, naast de workshops, drie keer een landelijke gedichtenwedstrijd plaats. Talloze bekende Nederlanders, waaronder Freek de Jonge, Jochem van Gelder, Mathilde Santing, Liesbeth Liszt, Antonie Kamerling, Acda en de Munnik, dichter des Vaderlands Driek van Wissen en Tjitske Jansen betuigden tijdens de poëziegala’s in 1999, 2000 en 2005 hun steun aan het project in muziekcentrum Vredenburg te Utrecht.

Inge Raadschelders is consulent Taalvorming en medeauteur van ‘Vissen zwemmen leren’. Zij ontwikkelde samen met Naomi Blindeman de cd-rom ‘Vuurpijl voor opa’, die als bijlage aan het boek is toegevoegd. (www.blindschelders.nl)

Beschouwend

alles op deze website valt onder de volgende creative commons licentie: by-nc-sa